Blog

1 mei 2025

Berekeningen van energie-intensiteit: van meerdere bronnen naar vergelijkbare maatstaven

Elke portefeuillebeheerder staat voor dezelfde frustrerende uitdaging: hoe vergelijk je de energieprestaties van gebouw A, dat volledig op elektriciteit draait, met gebouw B, dat gas en elektriciteit combineert, en gebouw C, dat gebruikmaakt van stadsverwarming? Voor vastgoedprofessionals die diverse portefeuilles beheren, vormt dit zowel een duidelijk analytisch obstakel als een gemiste kans voor strategische optimalisatie.

Het onvermogen om zinvolle vergelijkingen te maken tussen verschillende energiebronnen zorgt ervoor dat portefeuillebeheerders investeringsbeslissingen nemen op basis van onvolledige informatie. Zonder standaardmaatstaven wordt het identificeren van uw beste en slechtste presteerders giswerk in plaats van een datagestuurde strategie.

In dit artikel gaan we in op energie-intensiteitsberekeningen en delen we praktische inzichten over het omzetten van meerdere energiebronnen naar vergelijkbare kWh-maatstaven. Je ontdekt hoe deze berekeningen benchmarking van je portfolio, prestatie-identificatie en strategische besluitvorming mogelijk maken, zodat je je volgende investering in efficiëntie kunt richten op het gebied waar deze de grootste impact zal hebben.

De complexiteit van het vergelijken van energie uit meerdere bronnen

Vastgoedportefeuilles worden geconfronteerd met een ongekende diversiteit aan energievoorzieningsregelingen. Het ene kantoorgebouw werkt op elektriciteit uit het net en verwarming op aardgas. Het logistieke centrum ernaast maakt gebruik van stadsverwarming vanuit een nabijgelegen industriecomplex. Het winkelpand is volledig afhankelijk van elektrische systemen met zonne-energie. Elk ontvangt facturen in verschillende eenheden: kilowattuur voor elektriciteit, kubieke meter voor gas, joule voor stadsverwarming.

Deze diversiteit leidt tot vier onderling samenhangende uitdagingen die een zinvolle prestatievergelijking in de weg staan. Wettelijke vereisten onder de EU-taxonomie en CSRD vereisen standaardrapportage voor alle portefeuilles, maar door de verschillende energiebronnen is dit zonder conversie praktisch onmogelijk. Certificeringsprogramma's zoals BREEAM en GRESB vereisen energie-intensiteitsberekeningen voor de score, maar accepteren alleen vergelijkbare meetwaarden. De druk van beleggers om ESG-prestatiegegevens te verstrekken neemt toe wanneer u niet kunt aantonen welke vastgoedobjecten het succes of falen van de portefeuille bepalen.

De technische complexiteit gaat verder dan alleen het omrekenen van eenheden. De energie-inhoud van gas varieert aanzienlijk per regio en per leveringsmix. Een kubieke meter gas levert in Nederland andere energie op dan dezelfde hoeveelheid in Duitsland, vanwege verschillen in calorische waarde. Stadsverwarming wordt gemeten in joules, maar moet worden omgerekend naar kilowattuur om te kunnen worden vergeleken met elektrische systemen. Zonne-energie voegt nog een extra laag toe: meet je het brutoverbruik of het nettoverbruik na aftrek van de opgewekte hernieuwbare energie?

Zonder standaardberekeningen van de energie-intensiteit nemen vermogensbeheerders hun toevlucht tot ruwe schattingen of vermijden ze vergelijkingen tussen verschillende vastgoedobjecten volledig. Hierdoor blijven strategische vragen onbeantwoord: welk gebouw verdient de volgende investering in efficiëntie? Waar kunnen verbeteringen in de hele portefeuille het grootste rendement opleveren? Hoe laat u belanghebbenden de vooruitgang op ESG-gebied zien als uw meetgegevens niet vergelijkbaar zijn?

Een duidelijke aanpak voor het berekenen van de energie-intensiteit

Energie-intensiteitsberekeningen lossen het vergelijkingsprobleem op door alle energiebronnen om te zetten in een gemeenschappelijke eenheid – kilowattuur – en vervolgens te normaliseren op basis van de grootte van het gebouw, zodat een eerlijke vergelijking tussen verschillende soorten en schalen van gebouwen mogelijk is. Deze duidelijke aanpak zet onvergelijkbare gegevens om in bruikbare informatie voor portefeuillebeheer.

Het omrekeningsproces vereist technische precisie, maar levert duidelijke zakelijke voordelen op. Het gasverbruik, gemeten in kubieke meters, wordt vermenigvuldigd met regionale calorische waarden om het werkelijke energiegehalte in kilowattuur te bepalen. Stadsverwarming, gemeten in joules, wordt omgerekend aan de hand van vastgestelde omrekeningsfactoren. Elektriciteit wordt al in kilowattuur geleverd, maar moet mogelijk worden aangepast voor hernieuwbare energie, afhankelijk van uw meetdoelstellingen.

Normalisatie van de grootte is de tweede belangrijke stap die een zinvolle vergelijking mogelijk maakt. Een distributiecentrum van 50.000 vierkante meter zal in absolute termen altijd meer energie verbruiken dan een kantoorgebouw van 5.000 vierkante meter. Het energieverbruik per vierkante meter laat echter de werkelijke prestatieverschillen zien. Het distributiecentrum verbruikt misschien 180 kWh per vierkante meter per jaar, terwijl het kantoorgebouw 220 kWh per vierkante meter verbruikt, wat wijst op een betere efficiëntie ondanks een hoger totaalverbruik.

Voor portefeuillebeheerders levert dit onmiddellijke strategische waarde op voor meerdere toepassingen. De certificeringsprogramma's BREEAM en GRESB vereisen specifiek energie-intensiteitsberekeningen voor de score, waardoor deze aanpak essentieel is voor het behouden van concurrerende certificeringsratings. ESG-rapportage profiteert van standaardmaatstaven die duidelijke prestatietrends en verbeteringstrajecten laten zien aan investeerders en belanghebbenden.

De impact op het bedrijf reikt verder dan nalevingsvereisten. Vergelijkbare statistieken maken datagestuurde beslissingen over kapitaalallocatie mogelijk, waarbij wordt vastgesteld welke panden het grootste verbeteringspotentieel bieden voor renovatie-investeringen. Berekeningen van de energie-intensiteit ondersteunen ook de optimalisatie van de inkoop door verbruikspatronen aan het licht te brengen die als basis dienen voor contractonderhandelingen met energieleveranciers.

Portfoliobenchmarking in de praktijk

Door energie-intensiteitsberekeningen toe te passen op een reële portefeuille worden direct mogelijkheden voor prestatieverbetering en strategische optimalisatie zichtbaar. Dit proces brengt doorgaans een prestatieverschil aan het licht waarbij gebouwen in het bovenste kwartiel een 40-50% betere energie-intensiteit behalen dan gebouwen in het onderste kwartiel, zelfs binnen dezelfde gebouwcategorieën.

Stel je een typisch scenario voor waarmee portefeuillebeheerders worden geconfronteerd: bepalen waar € 2 miljoen moet worden geïnvesteerd in efficiëntieverbeteringen in een gemengde portefeuille. Uit de prestaties van het gebouw, gemeten in energie-intensiteit per vierkante meter, blijkt dat de logistieke faciliteit jaarlijks 340 kWh/m² verbruikt, terwijl de benchmark voor distributiecentra aangeeft dat 280 kWh/m² een goede prestatie is. Ondertussen verbruiken de kantoorgebouwen in de portefeuille gemiddeld 195 kWh/m², terwijl de benchmark voor de sector 180 kWh/m² is.

De berekeningen van de energie-intensiteit wijzen de logistieke faciliteit onmiddellijk aan als prioritaire investeringsdoelstelling. Het verschil van 60 kWh/m² ten opzichte van de benchmarkprestaties, vermenigvuldigd met de grootte van het gebouw, wijst op een veel groter verbeteringspotentieel dan de kleinere afwijking van 15 kWh/m² bij de kantoorgebouwen. Deze datagestuurde aanpak zorgt ervoor dat renovatiebudgetten worden ingezet voor maatregelen met een maximale impact, in plaats van op basis van intuïtieve beslissingen.

Benchmarkingtoepassingen gaan verder dan interne portefeuillevergelijkingen en omvatten ook prestatienormen voor de sector. Certificeringsinstanties houden databases bij met energie-intensiteitsbereiken voor verschillende soorten gebouwen en geografische regio's. Door uw portefeuille te vergelijken met deze normen, krijgt u inzicht in uw concurrentiepositie en kunt u vaststellen welke panden aandacht nodig hebben om het certificeringsniveau te behouden.

Successtatistieken worden duidelijk en meetbaar door consistente monitoring van de energie-intensiteit. Verbeteringen van 8-12% per jaar voor de hele portefeuille zijn haalbare doelstellingen voor actief beheerde vastgoedobjecten, terwijl verbeteringen van 15-25% voor individuele gebouwen wijzen op succesvolle renovatieprojecten. Deze statistieken leveren concreet bewijs van ESG-vooruitgang voor rapportage aan belanghebbenden en besluitvorming over investeringen.

Veelvoorkomende uitdagingen zijn onder meer de consistentie van gegevensverzameling tussen verschillende nutsbedrijven en het waarborgen dat conversiefactoren actueel blijven bij regionale veranderingen in de energievoorziening. Deze technische details worden echter beheersbaar wanneer u duidelijke processen voor gegevensvalidatie en regelmatige updates van conversiefactoren instelt.

Strategische besluitvorming door middel van vergelijkbare maatstaven

Berekeningen van de energie-intensiteit stellen vastgoedbedrijven in staat om te voldoen aan steeds strengere regelgeving en markteisen. De komende CSRD-vereisten zullen gedetailleerde rapportage over energieprestaties op basis van standaardmaatstaven verplicht stellen, waardoor het vroegtijdig invoeren van duidelijke berekeningsmethoden eerder een concurrentievoordeel dan een noodzaak om aan de regelgeving te voldoen wordt.

De strategische waarde neemt toe naarmate energiemarkten evolueren naar dynamische prijsstelling en vraagresponsprogramma's. Gebouwen met gedetailleerde energie-intensiteitsprofielen kunnen deelnemen aan diensten voor netstabilisatie, waardoor extra inkomstenstromen worden gegenereerd en tegelijkertijd de verbruikskosten worden verlaagd. Vastgoedbedrijven die inzicht hebben in hun verbruikspatronen per vierkante meter, kunnen hun deelname aan deze nieuwe mogelijkheden optimaliseren.

Investeringsbeslissingen worden veel strategischer wanneer energie-intensiteitsgegevens als leidraad dienen voor de kapitaalallocatie. In plaats van efficiëntie-investeringen over meerdere panden te spreiden, levert een geconcentreerde aanpak op gebouwen met de grootste intensiteitsverschillen een beter rendement op. Deze gerichte aanpak maximaliseert zowel het financiële rendement als de ESG-impactmetingen voor de rapportage aan belanghebbenden.

Portfoliopositionering voor toekomstige regelgeving profiteert ook van een gevestigde energie-intensiteitstracking. Naarmate koolstofprijsmechanismen zich over markten uitbreiden, zullen vastgoedobjecten met gedocumenteerde efficiëntieverbeteringen en lage energie-intensiteitsratings een hogere waardering krijgen en duurzaamheidsgerichte investeerders aantrekken.

Conclusie

De uitdaging om verschillende energiebronnen in vastgoedportefeuilles te vergelijken, hoeft geen belemmering te vormen voor strategische optimalisatie. Door gebruik te maken van duidelijke energie-intensiteitsberekeningen die meerdere bronnen omzetten in vergelijkbare kWh-maatstaven en normaliseren op basis van vierkante meters, kunnen portefeuillebeheerders onvergelijkbare gegevens omzetten in bruikbare informatie.

De belangrijkste conclusies zijn: standaardberekeningen maken eerlijke prestatievergelijkingen mogelijk tussen verschillende gebouwtypes en energiebronnen; duidelijke benchmarking identificeert prioritaire doelstellingen voor efficiëntie-investeringen; en vergelijkbare meetcriteria ondersteunen zowel nalevingsvereisten als strategische beslissingen over kapitaalallocatie.

Klaar om energie-intensiteitsberekeningen toe te passen op uw hele portfolio? Begin met het opzetten van consistente processen voor het verzamelen van gegevens voor alle energiebronnen en zorg voor regelmatige updates van de conversiefactoren om de nauwkeurigheid van de berekeningen te waarborgen.

Neem contact op